Home>How to Pronounce Dutch Words>Page 50

Browse Dutch Words in our Pronunciation Dictionary. Page 50

Je ziet er niet uit zoals je bent
Je ziet er prachtig uit
Je ziet er schitterend uit
Je ziet er verschrikkelijk uit
Je ziet er zo goed uit
Je ziet er zo jong uit
jeans
jeep
Jemen
jeneverbes
jerrycan
Jersey
Jeruzalem
Jet
jeugd
jeugddelinquent
jeugdherinneringen
jeugdig
jeugdvriend
jeuk
jezelf
Jezuïet
jicht
jichtig
Jiddisch
Jij
Jij bent geweldig
Jij bent knap
Jij bent mijn vriend
jilt
jockey
jodendom
joggen
jogger
joggingbroek
johannesbrood
johannesbrood boon
Johannesbroodboom
jong
jong meisje
Jong stel
jonge dame
jonge man
jonge persoon
jonge vrouw
jonge zwaan
jongen
jongensachtig
jongere broer
jongere dochter
jongere generatie
jongere zus
jongleren
jongleur
jongste dochter
jongste zoon
jonkvrouw
Jood
Joods
Jordaans
Jordanië
jota
joule
journalist
journalistiek
jouw
Jouw beurt
joviaal
joystick
jubileum
judo
juichen
juichend
juist
Juiste moment
juiste plaats
juiste weg
juistheid
juk
jukbeen
jukebox
juli
jumbo
juni
junior
junk food
junta
Jupiter
juridisch
juridisch advies
juridisch adviseur
juridische actie
jurisdictie
jurist
jurk
jury
jurylid
juweel
juwelen
juwelier
kaak
kaal
kaal worden
kaalheid
kaap
Kaapstad
kaars
kaarslicht
kaart
kaartspel
kaas
kaas broodje
kabaal
kabbelen
kabel
kabeljauw
kabeltelevisie
Kaboel
kabouter
kadaver
kade
kader
kaf
kaftan
kajak
kajakken
kajuit
kakelen
kaketoe
kaki
kakkerlak
kale benodigdheden
kalebas
kalebas boom
kalend
kalender
kalenderjaar
kalf
kalfsvlees
kaliber
kalibratie
kalief
kalifaat
kalkachtig
Kalkoen
kalksteen
kalm
Kalme zee
kalmeren
kalmerend
kalmerend middel
kalmeringsmiddel
kalmte
kalven
kam
kameel
kameleon
kamer
kameraad
kamergenoot
kamerjas
kamermeisje
Kameroen
Kameroener
kamerplant
kammen
kamp
kamp hulpverlener
kampeerder
kampement
kamperen
kampioen
kampioenschap
kampvuur
kan
kan het zich niet veroorloven
Kan ik deze online bestellen?
Kan ik een afspraak maken voor aanstaande woensdag?
Kan ik een afspraak maken?
Kan ik een boodschap aannemen?
Kan ik een ontvangstbewijs krijgen, alstublieft?
Kan ik iets te drinken voor je halen?
Kan ik je bellen voor meer informatie?
Kan ik je even spreken?
Kan ik je iets te drinken aanbieden?
Kan ik je later bellen?
Kan ik je naar huis brengen?
Kan ik je naar huis rijden?
Kan ik je nu bellen?
Kan ik je om een gunst vragen?
Kan ik je op een drankje trakteren?
Kan ik je pen lenen?
Kan ik je telefoon gebruiken om te bellen?
Kan ik je terugbellen?
Kan ik je vanavond bellen?
Kan ik jou helpen?
Kan ik om zeven uur gewekt worden?
Kan ik u helpen?
Kan ik u wat wijn aanbieden?
Kan ik wat geld lenen?